Foto: Chris van Houts

Rihana Jamaludin werd eind 1959 geboren in Paramaribo, Suriname. Na het diploma van het Vrije Atheneum behaald te hebben, volgde ze de opleiding Tekenen aan het Instituut voor Opleiding van Leraren.

Eind 1983 vertrok ze naar Nederland waar ze werkte in de Beeldende Kunst met als specialiteit linosnede.

In 1990 maakte ze de overstap naar volwasseneneducatie en werd docent Interculturele Communicatie. Verschillende lesboeken, cursussen en een videofilm kwamen in deze periode van de grond.
Eind 2000 besloot ze zich helemaal op het schrijven te richten. In feite kon met die stap alle opgedane ervaring verwerkt worden in het geschreven woord. ´Wat mijn verschillende carrières met elkaar gemeen hebben, is dat je goed moet kunnen observeren en je fantasie gebruiken.`
Rihana Jamaludin is getrouwd en woont met haar man en twee kinderen in Brabant, Nederland.

In 1999 debuteerde ze met een kort verhaal in de Crossing Border bundel van het gelijknamige festival in Den Haag. In 2007 won ze de derde prijs bij de literatuur prijsvraag van het Kwakoe Festival. Minnewake, een bundel korte verhalen, verscheen in 2008.

In 2009 kwam haar debuutroman De Zwarte Lord uit, die zich afspeelt in Suriname in de 19e eeuw. Met dit debuut verwierf ze een stimuleringsbeurs van het Nederlands Letterenfonds.

In 2011 is de stadsroman Kuis verschenen, welke in 2012 werd verkozen tot Caraïbisch winnaar van de Inktaap door middelbare scholen in Suriname en op Curacao.

De jongerenroman Luchtdanser verscheen in 2016. Het verhaal speelt zich af in de Amsterdamse multiculturele samenleving en werd omarmd door scholen op zoek naar boeken met meer diversiteit.

Haar nieuwste boek is Geheimen van het tuinhuis, een historische roman voor jongeren, ook geroemd door volwassenen.

In 2021 kocht het Stedelijk Museum Amsterdam twee linodrukken van haar aan, tijdens haar deelname aan de tentoonstelling Surinaamse School van het museum.

 

and now for something a bit different ....

Alto Bio - Suriname en ik

Aan het eind van het jaar 1959 werd ik geboren. Oudste van vier kinderen in het gezin van huisarts Jamaludin. Moeder was Javaans-katholiek maar bekeerde zich tot de Islam toen ze met mijn Hindoestaanse vader trouwde. Bij hun eerste ontmoeting was zij prikzuster bij de B.O.G. en hij was medisch student. Jarenlang hadden ze verkering en eindelijk, toen ik op komst was kwam de toestemming van mijn Hindoestaanse Oma Daadi voor dit gemengde huwelijk.

Paramaribo bestond nog grotendeels uit oude houten huizen met een streng, donker 19e eeuws interieur, en stenen dakpannen waren nog niet vervangen door golfzinkplaat. Het was een hele happening toen de eerste grote stenen gebouwen werden neergezet: de CHM, de HBU Hollandse Bank Unie, Hotel Torarica, de Surinaamsche Bank en daarna de nieuwe Centrale Markt en ook mijn eigen Vrije School.

Suriname in de jaren ´60 was nog sterk Nederlands beïnvloed. Een schooldag begon met kinderliedjes op de radio, gezongen door een Hollands kinderkoor. Rijk de Gooyer die ´Een bord met spaghetti` zong was ons voorbeeld op de kleuterschool. Hoewel er Surinaamse onderwijzeressen waren, was de directrice nog tot begin jaren ´70 onveranderlijk Hollands op de Vrije School waar ik zat. Onveranderlijk ook in andere zin, want Nederland was het grote voorbeeld en op de blinde kaart werd per provincie aangegeven wat de belangrijkste bronnen van inkomst waren: schapenteelt in Drente, kippen en eieren in Barneveld, fruit in de Betuwe. Geschiedenisles ging over de Hoekse en Kabeljauwse Twisten, een volstrekt onbegrijpelijke stammenoorlog. 

Op feestdagen werden de Nederlandse en de Surinaamse vlag gehesen: het rood wit blauw naast de witte vlag met een ring gekleurde sterren, symbool voor de gevarieerde bevolking. En toen prinses Beatrix het land bezocht stond ik samen met honderden schoolkinderen uren in de zon langs de kant van de weg te wachten, om op het moment suprême enkel een wuivende witte hand boven de zee van donkere kinderhoofden voorbij te zien flitsen, een anti-climax.

Libelle en Margriet waren dé bladen voor de moderne Surinaamse vrouw, maar de liedjes op de radio waren zo divers als maar kon, van de smartlappen ´Don't sell Daddy anymore whisky` (met intrigerend babygehuil op de achtergrond) en de populaire Zangeres Zonder Naam ´Eerbied voor jouw grijze haren` tot de zwarte muziek van Brook Benton en Nat King Cole. ´s Zondagmiddags genoot Opa van Javaanse krontjong muziek, terwijl mijn eigen vader ´s ochtend tijdens het scheren graag naar de Hindoestaanse zender luisterde.

Aan die prettige, ingetogen tijd kwam een eind toen de ´70er jaren zich aandienden. Rokken werden korter, haren werden langer en naast het vroegere ´haren strijken` kwam de Afro in de mode. Ouders maakten zich druk over de jeugd die vrijheid wilde: roken, fuiven en tradities opzij schuivend, tevergeefs om inspraak vroeg. Hoewel het grootste deel van de bevolking uit jeugd bestond, bleven de oude waarden lang hangen, vanwege het idee dat verandering tegen het fatsoen indruiste.

Maar verandering kwam er, zij het met horten en stoten: de politiek ontwikkelde zich van breedsprakige tirades in het parlement tot breedsprakige toespraken op massa meetings. Een eigen bewustzijn groeide, hoewel nog sterk etnisch gericht. Een logische ontwikkeling voor het nog niet lang daarvoor met immigranten bevolkte rijksdeel. Creolen, hindoestanen, javanen hadden elk hun eigen partijen en vertegenwoordigers.

In 1975 werd de knoop doorgehakt en de band met het moederland: Suriname werd onafhankelijk.

 

Wordt vervolgd...